Het verhaal van Moesa en al-Khidr: deel 1

In de naam van Allah, de meest Barmhartige, de meest Genadevolle. Alle lof behoort toe aan Allah, Degene Die aan zijn dienaar het Boek heeft gezonden, en moge Allah vrede en zegeningen schenken aan de nobele Profeten en Boodschappers.


 

In de komende twee vrijdagpreken zal aandacht besteed worden aan het verhaal van Moesa en Khidr (vrede zij met hen beide). De aanleiding en de achtergrond van dit verhaal komt deze week aan de orde, en volgende week zal worden stil gestaan bij het belang en de lessen die we uit dit verhaal kunnen leren.

Een oprechte moslim gelooft in alle Profeten en Boodschappers die Allah de Verhevene naar de mensheid heeft gezonden. Zo geloven wij dat de Profeet Moesa een ware Boodschapper was. Hij behoort tot één van de 5 vooraanstaande Profeten van Allah en is een groot voorbeeld voor ons. Zo is in sura Joesoef geopenbaard:Voorzeker, er is een lering in hun geschiedenissen voor de bezitters van verstand. Hij (de Koran) is geen verzonnen verhaal, maar is er als bevestiging van wat ervoor was, als een verduidelijking van alle dingen, als Leiding en als een Barmhartigheid voor een volk dat gelooft” (Koran 12:111).

De Eerbiedwaardige Koran besteedt 22 verzen aan het verhaal van Moesa en Khidr in sura Al-Kahf (18). Daarnaast is er een lange authentieke overlevering in de collectie van imam al-Boekhaarie (en anderen) opgenomen, die door de geleerden uitgebreid is becommentarieerd en gedetailleerd uitgelegd.

Het verhaal begint toen Moesa (vrede zij met hem) op een dag een indrukwekkende toespraak hield, waardoor de Kinderen van Israël diep ontroerd raakten. Eén van toehoorders vroeg daarop: O Boodschapper, is er iemand op aarde die meer kennis heeft dan jij? Moesa antwoorde: Nee, dat ben ik, in de overtuiging dat Allah hem had begunstigd met een groot wonder en de Torah. Op dat moment openbaarde Allah aan Moesa dat geen mens alles kon weten, noch een Boodschapper de bewaarder kon zijn van alle kennis. Er zal altijd een ander persoon zijn die meer weet.

Hierop vroeg Musa: O Allah, waar kan ik deze persoon vinden? Ik wil hem ontmoeten, om van hem te kunnen leren.

Moesa vroeg ook om een teken om de identiteit van de man te kunnen vaststellen.

Allah gaf Moesa de opdracht om een levende vis te nemen in een mand, en daar waar de vis zou verdwijnen, zou hij de bewuste man vinden. In gezelschap van een jonge knecht vertrok Moesa. Aangekomen op een plek waar twee rivieren bij elkaar komen, besloten ze wat te rusten. Toen Moesa in slaap viel, zag de jonge man hoe de vis ontsnapte en wegzwom in de zee. Pas de volgende ochtend informeerde hij Moesa over de gebeurtenis, waarop die riep: Dit is precies wat we zochten! Ze keerden terug naar de plek waar de vis ontsnapte en vonden daar een man, wiens gezicht bedenkt was. Het was Khidr, de gids aan wie Allah kennis had onderwezen, die niemand anders bezat.

Moesa begroette Khidr en vroeg: Mag ik jou volgen zodat jij mij onderwijst in wat Allah jou onderwezen heeft? Khidr antwoorde: Heb je dan niet genoeg aan de Tawraat en aan de Goddelijke Openbaring?. Waarlijk, je zult het met mij niet kunnen uithouden. Hoe kun jij geduldig zijn met datgene waar jij geen kennis over hebt? Moesa zei: Je zult zien dat ik, zo Allah het wil, geduldig zal zijn en ik zal jou in geen bevel ongehoorzaam zijn. Hierop zei de geleerde Khidr: Als jij mij dan volgt, vraag mij dan niets, zolang ik er zelf niet tot jou over spreek.

Omdat ze geen boot hadden, liepen ze samen langs de kust. Ondertussen kwam een boot voorbij varen. Doordat de bemanning Khidr herkende, namen ze hen zonder iets voor te vragen aan boord. Toen ze op zee waren, zagen zij een mus die op de rand van de boot ging zitten en zijn snavel in de zee doopte. Daarop Khidr haalde een plank uit de boot, zonder dat iemand het opmerkte. Zo ontstond er een gat in de boot, die weer gemakkelijk te maken was. Musa was erg verbaasd en zei op een boze toon: Deze mensen hebben ons een gratis rit gegeven. Maak jij een gat in hun boot om haar opvarenden te laten verdrinken?. Khidr antwoordde: Heb ik niet gezegd dat je het met mij niet zou kunnen uithouden?. Moesa zei: Neem mij niet kwalijk dat ik het vergat en reken het mij niet te zwaar aan.

Ze verlieten de boot en liepen verder totdat zij een jongentje tegenkwamen, die met andere kinderen speelde. Khidr nam het jongentje weg bij zijn vriendjes. Hij pakte het hoofd van de jongen vast, draaide met zijn handen zijn nek om en doodde hem ter plekke. Musa werd nog bozer en zei: Hoe kan je een onschuldig mens doden?. Daar heb je echt iets verwerpelijks begaan. Khidr antwoordde: Heb ik niet gezegd dat je het met mij niet zou kunnen uithouden? Musa zei: Maar wat je net deed was erger dan het eerste. Als ik hierna nog eens naar iets vraag, dan moet je mij niet verder met je mee laten gaan.

Zo gingen zij dan verder, totdat zij bij de mensen van een dorp waren. Ze vroegen de inwoners om wat voedsel, maar zij weigerden hun gastvrijheid te verlenen. Toen troffen ze daar een muur die dreigde in te storten, en Khidr zette hem overeind. Moesa zei: Hoewel deze mensen ons noch gastvrij behandeld noch gevoed hebben, heb je de inwoners toch geholpen. Als je wilde, had je daarvoor een loon kunnen krijgen. Khidr antwoordde: Dit is dan de scheiding tussen jou en mij! Ik zal je de uitleg mededelen waar jij geen geduld voor kon opbrengen. En dit horen wij volgende week inshallah!