De Beproevingen

In de naam van Allah, de meest Barmhartige, de meest Genadevolle. Alle lof behoort toe aan Allah, en moge Allah vrede en zegeningen schenken aan de Profeet Mohammad (saw), zijn familieleden, metgezellen en eenieder die in zijn voetsporen treedt tot aan de Dag des Oordeels


 

En wij hebben sommigen van jullie tot een beproeving gemaakt voor anderen: zullen jullie geduld hebben?”

Beste gelovigen, het zal een ieder van jullie niet ontgaan zijn dat Allah de Verhevene, de mensen onderling heeft geschapen met verschillende kwaliteiten en gunsten. Zo heeft Allah bepaald dat één op deze wereld zal beschikken over positieve intellectuele, geestelijke en morele eigenschappen, als ook aanzien en status zal krijgen in de vorm van eer, rijkdom, en schoonheid, terwijl de ander hiervan zal worden onthouden. Het onderwerp van de preek van vandaag gaat in op de wijsheid die schuilgaat achter deze onderlinge verschillen tussen mensen, die bij de ene persoon bedachtzaamheid en geduld aanspoort, en bij de andere persoon, ontevredenheid en zelfs haat en jaloezie oproept.
Tot één van de voortreffelijkste Eigenschappen van Allah de Verhevene behoort Wijsheid, zoals ook blijkt uit één van Zijn Schone Namen, de Wijze (al-Hakim). Hij heeft de mensheid, de hemelen en de aarde niet doelloos geschapen, maar deze zaken heeft Hij gecreëerd omwille van wijze redenen en voor specifieke doeleinden. Het eerste punt waarop de dienaar van Allah belandt bij de beantwoording van de centrale vraag, (waarom Allah de mensen onderling van verschillende kwaliteiten en gunsten heeft voorzien?) is, in hoeverre is het toegestaan voor de gelovige moslim om überhaupt een dergelijke vraag te stellen. De islam verbied dit niet, vooral indien hij of zij hiermee het geloof in de vorm van al-iman probeert te verhogen, en de kracht en standvastigheid in de relatie tot zijn Heer wil verstevigen. Het bewijs hiervoor vinden wij in de uitspraak van onze Profeet Ibrahim (vrede zij met hem), die vroeg: “Mijn Heer, laat mij zien hoe U de doden doet leven”, Hij (Allah) zei: “Geloof jij dan niet?” Hij (Ibrahim) zei: “Jawel, maar zodat mijn hart tot rust komt” (Koran 2: 260) Hetzelfde geldt voor de Profeet Musa(vrede zij met hem), die nog veel verder ging en zei: “Mijn Heer, Laat mij U zien”. Hij (Allah) zei: “Jij zult Mij nimmer (kunnen) zien” (Koran 7: 143).
Er zijn personen die zich afvragen: waarom heeft Allah mij arm, en niet rijk gemaakt?, waarom ben ik ziek, en niet gezond?, waarom heeft Allah mij niet slim en knap gemaakt? waarom ben ik zo roekeloos en onnadenkend, en niet rustig en kalm?, waarom behoort ik tot degenen die onderdrukt worden?, waarom is mijn huwelijkse leven zo elleding? waarom heeft Allah mij geen kinderen geschonken?, enzovoorts. Hiermee belanden wij op het volgende punt, namelijk heeft de intellectuele verkenning van de centrale vraag een grens? Dit is uiteraard het geval, zoals wij kunnen opmaken uit de handeling van de Vervloekte Iblis (de Duivel), die uit hoogmoed tegen Allah de Verhevene zei: “Moet ik (mij) neerknielen voor iemand die U uit aarde heeft geschapen?” (Koran 17: 61). “Hij (satan) zei: “Ik ben beter dan hij (d.w.z. dan Adam de mens), U heeft mij uit vuur geschapen, en U heeft hem uit klei geschapen” (Koran 17: 12).

In veel gevallen wenst de vraagsteller niet meteen een antwoord, maar drukt hij hiermee indirect zijn ontevredenheid over Allah’s beslissing. Hij of zij is onwetendheid over de essentiële fundamenten van het geloof, en dit tekort in zijn of haar religieuze kennis zeer spoedig worden aangevuld, want de oprechte moslim gelooft in Allah’s voorbeschikking, goed of slecht. Allah heeft het goede en slechte in perfect verhoudingen volgens Zijn allesomvattende kennis voor zijn dienaren vastgelegd.
Allah de Verhevene heeft in de Eerbiedwaardige Koran geopenbaard: “En wij hebben sommigen van jullie tot een beproeving gemaakt voor anderen: zullen jullie geduld hebben?” (Koran 25: 20). Hier vinden wij het antwoord op de centrale vraag. De beroemde exegeet, ofwel uitlegger van de Koran, Al-Qurtubi legt uit dat dit vers aangeeft dat ieder persoon wordt beproefd door zijn medemens. Zo wordt de rijke beproefd door de arme, zodat hij dankbaar is en de arme troost, helpt, en bijstaat. Op dezelfde wijze wordt de arme beproeft door de rijke, zodat hij niet jaloers op hem wordt, en niet zomaar de rijkdom van een ander afpakt. Voor beide geldt, dat zij geduldig moeten zijn. De vraag die in dit vers wordt gesteld: “zullen jullie geduld hebben?” is geen vraag, maar een gebod, ofwel: jullie moeten zeker geduldig zijn!

Tegenslagen en beproeving zijn eenmaal onderdeel het menselijke leven, die zelfs de boodschappers en profeten hebben ondervonden. Zijn lieten zich nimmer uit het veld slaan, en keerden zich tot Allah voor rechte leiding, en hoopten zo hun nobele gedrag nog verder te verbeteren. Moge Allah de Verhevene ons allen geduld schenken tegen de aarde beproevingen. Amien!