1. Volgens Umar ibn Al-Khattab (ra), de Leider der gelovigen, heeft de profeet ﷺ gezegd:
De geldigheid van de daden is afhankelijk van de intentie en elke mens heeft voor zichzelf enkel wat overeenstemt met zijn intentie. Als iemand emigreert voor Allah en Zijn profeet ﷺ, dan zal zijn emigratie voor hem opgeschreven worden als voor Allah en Zijn profeet ﷺ. Als iemand emigreert om een wereldse bezitting te bekomen of om met een vrouw te trouwen, dan zal zijn emigratie als dusdanig opgeschreven worden. [Al-Bukhari en Muslim]
2. De Moeder der gelovigen A’isha (ra) heeft gezegd:
De Boodschapper van Allah ﷺ heeft gezegd: “Een leger zal de Ka’ba aanvallen. Als het leger in een verlaten streek zal aankomen, zal de aarde het opslokken, van de eerste tot de laatste man”. A’isha (ra) zei toen: “O profeet van Allah! hoe kan dit leger opgeslokt worden, terwijl er zich onder die mensen handelaars bevinden en anderen die niet tot het leger behoren?” Hij zei: “Ze zullen opgeslokt worden van de eerste tot de laatste en vervolgens zullen ze terug tot leven gewekt worden en beoordeeld worden volgens hun intenties” [Al-Bukhari en Muslim]
3. A’isha (ra) levert deze woorden over van de profeet ﷺ:
Er is geen emigratie meer na de verovering (van Mekka). De zstrijd voor de zaak van Allah en de intentie blijven echter bestaan. Als jullie opgeroepen worden tot de strijd, ga daar dan op in. [Al-Bukhari en Muslim]
4. Jabir ibn Abdullah (ra) levert het volgende verhaal over:
We waren in het gezelschap van de Boodschapper van Allah ﷺ bij de expeditie van Tabouk toen hij zei: “Er zijn mannen die in Medina gebleven zijn. Er wordt echter geen weg afgelegd en geen vallei doorkruist zonder dat zij bij jullie zijn. Het is hun ziekte die hen heeft weerhouden. [Muslim]
{In een andere versie vinden we “Zonder dat zij delen in jullie beloning”}
{Al-Bukhari levert een gelijkwaardige hadith over volgens Anas (ra): “We waren bij de profeet ﷺ toen we terugkeerden van Tabouk, toen hij zei: “er zijn er die Medina zijn gebleven. toch is er geen bergpas of vallei die doorkruist werd zonder dat zij bij jullie waren. een geldige reden heeft hen werhouden”}
5. Abu Yazid Ma’n ibn Yazid ibn Al-Akhnas (ra) heeft gezegd:
Mijn vader Yazid heeft enkele dinar te voorschijn gehaald om deze als aalmoes te geven. hij vertrouwde ze toe aan een man in de moskee. ik ging ze halen en kwam ermee bij mijn vader. hij zei me: “Bij Allah! Het is niet voor jou dat ik ze bestemd had” Ik stelde voor om het voor te leggen aan de profeet ﷺ, die zei “jij krijgt je beloning voor je goede intentie, o Yazid! En jij, Ma’n hebt recht op wat je genomen hebt” [Al-Bukhari]
6. Sa’d ibn Waqqas (ra), één van de tien metgezellen aan wie de profeet ﷺ het paradijs beloofd heeft, heeft gezegd:
Ik was ernstig ziek en de boodschapper van Allah ﷺ kwam mij bezoeken in het jaar van de afscheidsbedevaart. Ik zei: O boodschapper van Allah ﷺ! Je ziet in welke lichamelijke staat ik ben. Wel ik heb geld en ik heb slechts één dochter als erfgename. Mag ik tweederde van mijn bezittingen als aalmoes geven? “Nee” antwoordde hij. Ik vroeg toen: “en de helft?” Hij antwoordde me weer: “Nee” “Een derde dan?” Toen antwoordde hij “Geef eenderde en dat is al veel. Het is beter dat je rijke erfgename achterlaat dan dat je ze in armoede laat verkeren waardoor ze moeten bedelen bij mensen. Er is geen uitgave die je doet uit verlangen naar het Aangezicht van Allah, zonder dat je daarvoor beloond wordt. Zelfs het voedsel dat je in de mond van je echtgenote stopt”. Toen vroeg ik hem: “O Boodschapper van Allah ﷺ! Zal ik in Mekka blijven na het vertrek van mijn metgezellen?” Hij antwoordde me: “Als je er blijft en goede daden verricht uit verlangen naar het Aangezicht van Allah, zal je een graag hoger verheven worden. Het is moeilijk dat je er blijft en dat jouw aanwezigheid goed is voor sommigen en slecht is voor anderen. Heer! Verricht voor mij metgezellen hun hijra en laat hen niet terugkeren op hun stappen! De ongelukkige is echter Sa’d ibn Khawla. “Deze is metgezel stierf in Mekka (zonder ooit de hijra te kunnen verrichten) en daarom had de profeet ﷺ medelijden met zijn lot en smeekte hij om de genade van Allah voor hem. [Al-Bukhari en Muslim]
7. Volgens Abu Hurayra (ra) heeft de profeet ﷺ gezegd:
Allah kijkt niet naar jullie lichaam, noch naar jullie uiterlijke verschijning, maar Hij kijkt naar jullie hart en jullie daden. [Muslim]
8. Volgens Abu Musa Al-Ashari werd er aan de Boodschapper van Allah ﷺ gevraagd:
“Welke van deze mannen strijdt op de weg van Allah? Degene die strijdt uit dapperheid, degene die strijdt uit vooringenomenheid, of degene die strijdt uit uiterlijke vertoon?” De profeet ﷺ antwoordde: “Degene die strijdt opdat het Woord van Allah het hoogste zou zijn,m strijdt op de weg van Allah.” [Al-Bukhari en Muslim]
9. Abu Bakra Nufay ibn Al-Harith ath-Thaqafi (ra) levert over dat de profeetﷺ gezegd heeft:
“Als twee moslims elkaar bestrijden met de Sabel, dan zal zowel de moordenaar als degene die gedood wordt naar de hel gaan.” Ik zei: “O Boodschapper van Allah ﷺ, dat is zo voor de moordenaar, maar waarom gaat degene die gedood wordt naar de hel?” Hij antwoordde: “Hij had de bedoeling zijn metgezel te doden.” [Al-Bukhari en Muslim]
10. Volgens Abu Hurayra (ra) heeft de Boodschapper van Allah ﷺ gezegd:
Het gezamenlijke gebed van de man is drieëntwintig tot dertig keer beter dan het gebed dat hij op de markt of thuis verricht. Zo is het, want als de man zijn rituele wassing correct verricht en vervolgens naar de moskee gaat, enkel om te bidden, dan verheft elke stap hem met een graad en wist elke stap voor hem een zonde uit, totdat hij de moskee binnengaat. hij wordt in de moskee beschouwd als iemand die in gebed is, zolang het gebed hem daar weerhoudt. De engelen houden niet op vergeving voor hem te vragen met de volgende woorden: “Heer, schenk hem genade! Heer, vergeef hem! Heer, aanvaard zijn berouw!” Zo is het, zolang hij geen zonde pleegt en hij zijn rituele wassing behoudt. [Tekst van Muslim, overgeleverd door Al-Bukhari]
11. Volgens Abdullah ibn Al-Abbas ibn Abdul’Muttalib (ra) heeft de Boodschapper van Allah ﷺ onder andere dit gezegd toen hij zaken van zijn Heer overleverde:
“Allah heeft de goede daden en de slachte daden laten opschrijven.” Vervolgens legde hij deze woorden als volgt uit: “Als iemand de intentie heeft om een goede daad te verrichten en deze niet verricht, dan zal dit voor hem opgeschreven worden als een volledige goede daad. Als hij de daad verricht nadat hij de intentie had deze te verrichten, dan zal Allah deze goede daad met tien tot zevenhonderd of nog meer vermenigvuldigen. Als iemand eraan denkt om een zonde te plegen en zich er vervolgens van onthoudt, dan zal Allah voor hem een volledige goede daad laten opschrijven. Als hij de zonde pleegt nadat hij eraan gedacht heeft, dan zal Allah dit laten opschrijven als één enkele slechte daad.” [Al-Bukhari en Muslim]
12. Volgens Abdullah ibn Umar (ra) heeft de profeet ﷺ gezegd:
Drie mannen die behoorden tot één van de gemeenschappen die jullie voorafgingen, gingen op weg tot de nacht viel. Toen zochten ze hun toevlucht in een grot. Een rotsblok viel van de berg en blokkeerde de ingang van de grot. Ze zeiden tegen elkaar: “We zullen enkel verlost geraken van deze rots als we Allah aanroepen door onze goede daden te vermelden”. Eén van hen zei: “Heer, ik had twee oude ouders en ik gaf nooit iemand anders melk te drinken vóór hen, zelfs niemand van mijn familie of één van mijn slaven. Op een dag heb ik mijn dieren op een verre plaats laten grazen en toen ik thuis terug kwam, waren mijn ouders al in slaap gevallen. Ik had hun deel van de melk gemolken maar ze waren al aan het slapen. Ik verafschuwde dat ik hen zou moeten wakker maken, of dat ik de melk aan mijn familie of mijn dienaren zou geven. Dus heb ik geduld geoefend, met de kom in mijn hand. Zo wachtte ik tot de dageraad voor ze wakker werden, terwijl mijn kinderen aan mijn voeten schreeuwden van de honger. uiteindelijk werden ze wakker en dronken hun deel. Heer, als ik dit alles gedaan heb, hopend op Uw tevredenheid, bevrijd ons dan van het verdriet waarin we ons bevinden wegens deze rots!” De rots verplaatste zich een beetje, maar niet genoeg opdat ze uit de grot konden komen.
De tweede zei: “Heer! Ik had een nicht die mij dierbaarder was dan wat dan ook ter wereld. (in een andere versie: ik hield zoveel van haar als een man van een vrouw kan houden). Ik deed haar oneerbare voorstellen, maar ze weigerde zich aan mij te geven. Een jaar van grote hongersnood dwong haar om mij te komen opzoeken. Ik stelde haar honderdtwintig dinar voor, op voorwaarde dat ze akkoord ging om zich af te zonderen met mij. Ze ging akkoord. Maar op het moment ik haar kon dwingen (in een andere versie: op het moment dat ik tussen haar benen plaatste) zei ze me: “Vrees Allah en scheur het maagdenvlies enkel op een wettige manier (binnen het huwelijk)!” Ik wendde me van haar af, hoewel ze voor mij de meest dierbare persoon was en ik liet het geld dat ik haar gegeven had bij haar achter. Heer! Als ik dit alles gedaan heb, hopend op Uw tevredenheid, bevrijd ons dan van het verdriet. waarin we ons bevinden wegens deze rots!” De rots verplaatste zich een beetje , maar niet genoeg opdat ze uit de grot konden komen.
De derde zei: “Heer! Ik had mensen in dienst aan wie ik hun loon betaald had, behalve aan één van hen die vertrok en liet achter waar hij recht op had. Ik liet zijn bezittingen geld opbrengen en zo werd dit een groot fortuin. Na een zekere tijd kwam hij naar me toe en zei me: “O dienaar van Allah! geef me mijn loon.” Alles wat je hier voor je ziet, de kamelen, de runderen, de schapen en de slaven, dat is jouw loon.” Toen zei hij: Dienaar van Allah, spot je met mij?” Ik antwoordde hem: “Ik spot niet met jou.” Hij nam toen zijn bezittingen, liet ze bij hem thuis brengen en liet er niets van achter. Heer! Als ik dit alles gedaan heb, hopend op Uw tevredenheid, bevrijd ons dan van het verdriet waarin we ons bevinden wegens deze rots!” De rots verplaatste zich en ze konden uiteindelijk de grot vrij verlaten. [Al-Bukhari en Muslim]