Het Beloofde Land Jeruzalem aan de Kinderen van Israël in de Koran, ofwel aan de Moslims.

 

  1. De hamvraag

Het oog van de orkaan die tussen de moslims en joden in Palestina woedt, wordt veelal gevormd door de claim van beide partijen dat het land Palestina hen toebehoort. De joden noemen het het beloofde land, de moslim het aan de moslims toegekend land. Hoe zit het nu precies? Wat staat er nou in de Koran over het Heilige Land?

 

  1. Jeruzalem in de koran

In sura 17 vers 1 staat: “Verheven is Hij die met Zijn dienaar een deel van de nacht van de Heilige Moskee voerde naar de Verre Moskee welker omgeving Wij hebben gezegend…”[1][2][3]. De moskee praat over moskeeën in het vers jaren voordat het moskeeën werden. De Heilige Moskee was het Heilige Huis en de Verre Moskee was het Huis van Heiliging (bayt al-maqdis).[4] Het is pas 5 jaar na de dood van de profeet -Allahs zegeningen en vrede zij met hem- Dat ‘Umar Ibn al-Khaṭṭāb het veroverde en het de Verre Moskee noemde (masjid al-aqṣā).[5] De overtuiging onder de moslims dat Jeruzalem hen toebehoort, wordt gegeven door de koran volgens het hieronder uiteengezette principe.

Het hierboven geciteerde vers is inderdaad geen duidelijke toekenning aan moslims. Maar het geeft wel duidelijk aan dat het een moskee zal gaan worden (op het moment van de openbaring nog niet, maar Allah heeft de toekomst in Zijn hand). Daarnaast heeft de nachtelijke reis van de Heilige Moskee in Mekka naar de Verre Moskee in Jeruzalem mede als doel gehad de profeet te voorzien van een duidelijke teken voor zijn profeetschap enerzijds, en van de heiligheid van de plaats Jeruzalem voor de islam anderzijds. De enige die aanspraak mogen maken van die plaats zijn zij die in de geopenbaarde boeken geloven zonder alteratie (verandering van de geopenbaarde teksten). Met andere woorden, het wordt toegekend aan zij die het monotheïsme belijden zoals dat door Allah in de koran is opgedragen, met de erkenning van de profeet -Allahs zegeningen en vrede zij met hem- als onlosmakelijke schakel daaraan.

 

III. De Kinderen van Israel in de koran

Het is correct dat de koran in verschillende verzen laat weten dat Hij de Kinderen van Israel het Heilige Land toewijst, maar dit allemaal onder de voorwaarde dat zij Hem gehoorzaamden zoals Hij dat heeft opgedragen in de Torah, die zij na Mūsā -Allahs zegeningen en vrede zij met hem- hebben gealtereerd. Bijvoorbeeld: “O, Mijn volk, gaat het Heilige Land binnen dat Allah voor u heeft [voor]bestemd en keert niet uw rug terug, anders zult u verliezers worden.” (Q. 5:21) En verder: “En zo was het. En Wij hebben het de Kinderen van Israel doen erven.” (Q. 26: 59) En verder: “En na hem zeiden Wij tegen de Kinderen van Israel: “Bewoont het land, en als de belofte van het hiernamaals komt, brengen Wij jullie allen tot elkaar.” (Q. 17:104)

 

  1. De voorwaardelijke toezegging aan de Kinderen van Israel

Deze toezeggingen zijn allen voorwaardelijk geweest aan de Kinderen van Israel. De voorwaarde is dat zij gehoorzaam moesten zijn en geen verderf zaaien.” Al de geciteerde verzen zijn dus niet bewijzen voor hen, maar tegen hen. Het werd hen door Allah toegezegd onder de voorwaarde dat zij gehoorzaam zouden zijn aan Mūsā en Allah zouden aanbidden zoals Hij hen heeft opgedragen. Sommigen van hen deden dat, de meesten niet. Degenen die Mūsā gehoorzaamheid bewezen, waren moslims. Lees sura 10, vers 84: “Mūsā zei: “O, mijn volk, als jullie in Allah geloven, vertrouw dan op Hem, indien jullie moslims zijn.”[6]

Het geloof wat alle de vertrouwelingen van Mūsā beleden, was de islam, omdat alle boodschappen waarmee alle profeten kwamen een islamitische boodschap was met de aankondiging van de toekomstige komst van de beloofde profeet: Muḥammad, Allahs zegeningen en vrede zij met hem. Lees sura 3 vers 81: “En Allah sloot een verbond met de profeten: “Aangaande Ik jullie van de Geschrift en Wijsheid heb gegeven, zal er een boodschapper tot jullie komen, bevestigend wat jullie voorhanden hebben, u zult in hem geloven en hem steunen…”[7] Het verbond bestaat uit de belofte om onder de voorwaarde van de juistheid van geloven het Heilige Land toegekend te krijgen en als bijzonder volk verheven te worden. Dus op grond van gehoorzaamheid aan Allah en en Zijn naar hen gezonden boodschappers.

 

 

  1. Conclusie

Samengevat moet geconcludeerd worden dat de aanspraak op Jeruzalem door de joden een toegeëigende bewering is die niet stoelt op de Geschriften. De Kinderen van Israel waarover de koran het heeft, zijn niet de joden die men kent. Dat was een select groepje volgelingen van Mūsā -Allahs vrede en zegeningen zij met hem- dat bestond uit gehoorzame moslims die in Allahs boodschap geloofden zoals Hij deze heeft geopenbaard enerzijds, en volgelingen die hem door ongehoorzaamheid de rug keerden anderzijds. De joden vanaf de alteratie van de Geschriften worden dan ook niet de Kinderen van Israel genoemd, maar joden die hun recht op Jeruzalem hebben opgeheven door alteratie van de Geschriften en de ontkenning van de boodschap van de profeet -Allahs zegeningen en vrede zij met hem- die niks anders is dan een bevestiging van wat er vóór hem werd geopenbaard, en als correctie van wat er is gealtereerd.[8] In de tafāsīr (meervoud van tafsīr, ofwel koran-uitleg; koran-exegese) wordt unaniem door geleerden gesteld dat de koran hierin duidelijk is, zonder enige twijfel. Het Verre Land behoort de moslims toe, omdat zij de enige zijn die in Allah geloven zoals Hij dat heeft opgedragen, en omdat de koran de enige geopenbaarde Geschrift is die niet is gealtereerd. Het Verre Land is voor de moslims heel dichtbij, en wel in het hart.[9]

  • [1] Overal in de koran waar “Zijn dienaar” staat zonder een verdere specificatie duidt altijd op de profeet Muhammad, Allahs zegeningen en vrede zij met hem.
  • [2] De Heilige Moskee is die in Mecca waar de kabah staat.
  • [3] De Verre Moskee is die in Jeruzalem, masjid al-aqṣā.
  • [4] Officiële naam destijds Aelia, gegeven door de Romeinen.
  • [5] De verovering vond plaats nadat twee andere metgezellen het tevergeefs hadden proberen te veroveren, ‘Amr Ibn ‘Āṣ en Abū ‘Ubaydah Ibn al-Jarrāḥ. In de overleveringen staat te lezen dat de eerste twee metgezellen de sleutels van Jeruzalem werd geweigerd, omdat Sophronius de patriarch van Jeruzalem niet de kenmerken in hen had gezien die hij in de Geschriften had gelezen. Toen Ibn al-Khaṭṭāb aankwam, zag hij die kenmerken in hem: 17 scheuren in zijn gewaad en Jeruzalem blootsvoets binnenwandelend met een kameel aan zijn hand waarop een jongetje zat.
  • [6] In kuntum muslimīn (indien jullie moslims zijn).
  • [7] Wanneer het woord ‘geschrift’ duidt op openbaring zoals in deze tekst, regeert het het lidwoord ‘de’ in plaats van ‘het’.
  • [8] Er moet bij vermeld worden dat een poging tot het bevestigen van deze claim middels verwijzing naar de Torah een doelloze is, aangezien de Torah is gealtereerd. De enige openbaring waarvan bewezen is dat die vanaf de openbaring tot vandaag de dag onveranderd is gebleven, is de koran. In Duitsland zijn daar onderzoeken naar, en in Sanaa zijn er manuscripten gevonden van de kalifaat-periode en zelfs waarschijnlijk daarvoor.
  • [9] Deze tekst is een beknopte weergave. Dat is de reden waarom ik niet in diepe details ben getreden omtrent de bronnen. Dit zou voor de persoon met algemene, maar niet diepgaande kennis, te ver voeren.