De gehele mensheid is geschapen om Allah alleen te aanbidden en om op deze Aarde te leven en om daarin hun levensonderhoud te verdienen. Allah heeft de mensen van verschillende sociale niveaus gemaakt zodat zij voordeel kunnen hebben van anderen in termen van het verdienen van hun levensonderhoud. Allah, de Verhevene, zegt:

“Zijn zij het, die de Barmhartigheid van jouw Heer uitdelen? Wij zijn het, die hun levensonderhoud uitdelen in het wereldse leven. En Wij verhieven sommigen van hen in rang boven sommige anderen, opdat de ene groep de andere groep tot een bron van bespotting zal maken. De Barmhartigheid van jouw Heer is beter dan wat zij verzamelen.” (43:32)

Hierop gebaseerd, zijn Moslims, vanonder de gehele mensheid gelijk in het volgende:

  1. Bescherming van gemeenschappelijke rechten ongeacht iemands ras, etniciteit of kleur. Ieder mens heeft recht op vrijheid zoals het is geschetst in de religie. Deze vorm van vrijheid is ver verwijderd van dierlijke verlangens. Wanneer een persoon zichzelf openstelt voor al deze basale verlangens, zal hij werkelijk zijn status verlagen beneden dat van de dieren, zo niet erger!
  2. Mensen zijn gelijk in termen van de wet. Er is geen differentiatie op basis van etniciteit, kleur of geslacht. Allah zegt: O jullie die geloven, het is jullie niet toegestaan vrouwen tegen hun wil te erven, noch te verhinderen om wat jullie aan hen gegeven hebben mee te nemen, behalve als zij duidelijk ontucht pleegden. En behandel hen volgens de voorschriften. En wanneer jullie een afkeer van hen hebben, dan kan het zijn dat jullie een afkeer hebben van iets, terwijl Allah daarin veel goeds gelegd heeft..” (4:19)

De Profeetﷺ zei: O mensen één van de dingen die de voorgaande naties heeft vernietigd, is dat wanneer de rijken wilden stelen, ze die persoon met rust lieten, maar wanneer de armen stalen, zorgden ze ervoor hun volledige recht van hem te krijgen. Bij Allah, als Fatimah de dochter van Mohammed ( vzmh) iets zou hebben gestolen, zou ik haar hand ook hebben afgehakt. (Muslim)

  1. Mensen zijn gelijk in termen van verantwoordelijkheden, beloning en straf. Allah, de Verhevene, zegt: “Wie iets goeds deed ter grootte van een mosterdzaadje, zal het zien. En wie iets kwaads deed ter grootte van een mosterdzaadje, zal het zien. (99:7-8)
  2. Mensen zijn gelijk in menselijke eer. Een persoon mag niet worden geschaad op basis van zijn kleur, geslacht of geloof. Allah, de Verhevene zegt: “En bespot niet degenen die naast Allah ( goden ) aanroepen zodat zij niet Allah vijandig zonder kennis bespotten. Op deze wijze hebben Wij aan iedere gemeenschap hun werk mooi doen toeschijnen. Hierna is hun terugkeer tot hun Heer en Hij zal hen vertellen wat zij plachten te doen. 6:108)
  3. Mensen zijn gelijk in de heiligheid van hun bloed, woningen en eigendommen. De Profeetﷺ zei: “Inderdaad jullie bloed, weelde, en eer is onschendbaar zoals deze dag onschendbaar is, zoals deze maand onschendbaar is, zoals deze stad onschendbaar is. Laat degenen die aanwezig zijn de mensen die niet aanwezig zijn informeren.”  (Bukhari)
  4. Mensen zijn gelijk in termen van het zoeken naar een publieke betrekking. Het is gezegd: “Degene die een individu aanstelt en hem benoemt over een groep, en in de groep zijn er die meer gerechtigd zijn tot die positie, hij is inderdaad verraderlijk geweest tegen Allah, de Boodschapper (vzmh) en de gelovigen.” (Haakim)

Adi bin Amira al-Kindi zei: ‘Ik hoorde de Boodschapper van Allah ﷺ zeggen: Wie van jullie is aangewezen door ons voor een positie van autoriteit en hij verbergt voor ons een naald of iets kleiners dan dat, het zal gezien worden als een verduistering ( van de publieke fondsen ) en hij zal worden verplicht het te produceren op de Dag van Vergelding.”

Adi τ zei: “Een donker-getinte man van de Ansar stond op en zei, ‘O Boodschapper van Allah, neem de plicht terug die u mij gegeven heeft.’Hij zei: ‘Wat is er met je gebeurd? De man zei: ‘Ik heb je horen zeggen wat je zei!’ Hij zei: ‘Ik zei dat ( zelfs ) nu wie van jullie is aangewezen door ons voor een positie van autoriteit, hij zou alles moeten meebrengen, of het nou iets groot of klein is, en wat hij ( door ons ) is gegeven mag hij nemen, en van wat hem niet gegeven is zou hij zich moeten onthouden.” (Muslim)

De Profeetﷺ beschouwde het verlies van vertrouwen als een teken van het eind van de samenlevingen, en het is een teken van de nabijheid van het Laatste Uur.

Abu Hurairah τ zei: “Terwijl de Profeetﷺ in een sessie zat om mensen te onderwijzen, kwam een Bedoeïen bij hem en zei: ‘Wanneer zal het Laatste Uur aanbreken?’ De Profeetﷺ ging door met praten tegen de mensen en nadat hij klaar was, vroeg hij: ‘Waar is degene die vroeg over het Uur?’De bedoeïen zei: ‘Ik ben hier O Boodschapper van Allah!’De Profeet, mag Allah hem prijzen, zei: ‘Wanneer vertrouwen verloren is, zal het Laatste Uur zich aandienen.’Hoe wordt het verloren?’Hij zei: ‘Wanneer publieke zaken onder de verantwoordelijkheid van de mensen wordt gesteld die niet verantwoordelijk zijn, wacht op het uur tot het zich aandient!   (Bukhari)

  1. Mensen zijn gelijk in termen van het gebruik van wat ons ter beschikking is gesteld door de Schepper.

Allah, de Verhevene, zegt: “O mensen, eet van wat op de aarde is, het goede toegestane, en volgt niet in de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand..” (2:168)

  1. Mensen zijn gelijk in termen van het aanbidden van Allah alleen. Iedereen is een slaaf van Allah ongeacht hun ras, etniciteit, huidskleur of taal. Allah, de Verhevene, zegt: “O mensen, aanbid jullie Heer, Degene Die jullie en degenen vóór jullie heeft geschapen. Hopelijk zullen jullie ( Allah ) vrezen.” (2:21)

De religie van Islam is gekomen om alle vormen van discriminatie uit te roeien. Het is vermeld in de vertelling van Abu Uqbah, die een bevrijde slaaf was van de mensen van Persië: “Ik vocht met de Profeetﷺ bij de strijd om Uhud en ik sloeg een polytheïst en ik schreeuwde tegen hem, ‘neem dit van mij en ik ben een Perzische jongen!’ De Boodschapper van Allahﷺ draaide zich naar mij toe en zei, “Je zou moeten zeggen, neem het van mij en ik ben een jongen van de Ansar.”        (Abu Dawood)

De Profeetﷺ moedigde hem aan om zijn wortels te verbinden aan de Ansar, het was meer geliefd bij hem dan te zeggen dat hij de ‘Perzische’ was. Hoewel de Metgezel een Perzische was, was de Profeetﷺ er erg scherp op dat iemands liefde en haat en bondgenootschap bij de religie van Islam lag, ver weg van ras verbintenissen.

De Profeetﷺ toonde grote liefde en affectie voor Bilal die van Abessinie was en Suhaib die Romein was. Hij zei zelfs over Bilal dat hij van de mensen van Jannah was ( Hemelse Woonplaats )[1]. Hij gaf de blije berichten van Jannah aan Abdullah bin Salam, welke een Jood was, bekeerd tot Islam.

We zien ook dat de Profeetﷺ niet besluiteloos was; als mensen van zijn eigen familie niet geloofden, distantieerde hij zichzelf van hen. Kijk naar zijn oom, Abu Lahab die, openlijke vijandschap toont tegenover de Profeet Mohammed ﷺ, en dan wordt het volgende hoofdstuk overgeleverd betreffende hem:

“Moge de handen van Abu Lahab geruïneerd worden, en geruïneerd is hij. Zijn weelde zal hem niet baten of dat wat hij heeft verworven. Hij zal (binnen gaan in) branden in een Vuur van (brandende ) vlammen, ( zo ook ) zijn vrouw – de draagster van brandhout. Om haar nek is een touw van ( gedraaide ) vezel.” (surah 111)

Abu Lahab werd hoog vereerd in zijn stam en was onder de meest nobele mensen in termen van afkomst

De Koran informeert ons ook over Luqman, de Wijze. Hij had een Afrikaanse achtergrond, en had grote wijsheid. Een heel hoofdstuk in de Koran draagt zijn naam. Hierin worden zijn deugdzaamheid en verdiensten vermeld. Er zijn andere hoofdstukken in de Koran die zijn genoemd naar Profeten en Boodschappers, zoals Noah en Abraham, en families, zoals de familie van Imran, Maria, Jozef, Jonas en Mohammed, onder andere. Moslims reciteren deze hoofdstukken in hun gebeden. Dit betekent de herbevestiging dat we allemaal gelijk zijn voor Allah.

De Profeet ﷺ sprak over een vrome koning die leefde in Abessinië, de Negus. Hij zei over hem, “Niemand is verongelijkt over hem.” Toen hij overleed, voerde de Profeetﷺ gebeden voor hem uit. Sommigen zeiden, ‘Zullen wij gebeden uitvoeren voor die Abessijn?’Hierop werden de woorden van Allah geopenbaard:

“En voorwaar, er zijn er onder de Lieden van de Schrift die zeker in Allah geloven en in wat aan jullie geopenbaard is en in wat aan hen geopenbaard is, terwijl zij nederig tegenover Allah zijn, zij ruilen de Verzen van Allah niet in voor een geringe prijs: zij zijn degenen voor wie hun beloning bij hun Heer is. Voorwaar, Allah is snel met de afrekening.” (3:199)

De Profeetﷺ zei: Vraag Allah om jullie broeder te vergeven,” en hij stond met de Metgezellen en bad voor hem en zei ‘Allah Akbar’ vier keer.” (Bukhari)

De zaak van gelijkheid in Islam is niet alleen een geschreven zaak die is toegepast. Wat de Profeetﷺ ook predikte, het zou van toepassing zijn. Kijk naar Osama b Zaid, die een donkere huidskleur had. De Profeet ﷺzou hem meenemen samen met al-Hasan en zei: “O Allah hou van hen, omdat ik van hen houd.”[2] A’ishah, de vrouw van de Profeetﷺ zei: “Het is niet passend voor een persoon om een afkeer te hebben van Osama, omdat ik de Boodschapper van Allahﷺ hoorde zeggen: “Wie houdt van Allah en Zijn Boodschapper, laat hem houden van Osama.” (Muslim)

De Profeetﷺ stelde Osama aan over het leger dat Rome moest aavallen. Onder zijn commando waren een aantal van de Metgezellen. Sommige van de metgezellen vonden dat Osama ongeschikt was om de expeditie te leiden en zei spraken onder elkaar. Toen de Profeetﷺ dit hoorde sprak hij de mensen aan zeggende: “Als jullie kwaadspreken over hen, hebben jullie kwaadgesproken over zijn vader voor hem. Hij is deze positie voorzeker waard en hij is onder de meest geliefde mensen van mij.” (met algemene instemming)[3]

Voordat de expeditie vertrok, overleed de Profeet (vzmh) en toen ze klaar waren om te vertrekken, kwam Umar naar Abu Bakr, die was aangewezen als Kalief en bracht hem sommige van de zorgen over die hij had gehoord. Hij zei tegen Abu Bakr, “Sommige Metgezellen denken dat iemand die ouder is en meer bekwaam de expeditie zou moeten leiden.” Hierop zei Abu Bakr: “Moge je moeder je verliezen, O Umar! De Profeetﷺ heeft hem benoemd en jij wil mij hem laten verwijderen? Bij Allah, O, Umar, als de wilde dieren zouden komen om mij op te eten zou ik nog steeds het leger met Osama aan het hoofd sturen.” De jonge commandant nam zijn troepen en Abu Bakr liep naast Osama. Hij voelde zich oncomfertabel en zei tegen Abu Bakr, “O Kalief van de Moslims! Of je rijdt naast me of ik zal naar beneden komen en naast jou lopen! “Abu Bakr zei, Bij Allah, jij komt niet naar beneden, noch zal ik rijden, wat is er verkeerd als ik mijn voeten stoffig laat worden voor de zaak van Allah!” Toen nam hij de toestemming van Osama om Umar achter te laten met hem om voor de zaken van Medina te zorgen.

De Profeetﷺ was de meest eerbare van alle mensen in termen van afkomst, zijn stam was ook de meest geeerde. Toch zei de Profeet tegen zijn metgezellen: “Vlei mij niet zoals de Christenen Jezus de zoon van Maria vleien. Ik ben gewoon een slaaf van Allah en Zijn Boodschapper.” (Bukhari)

De Profeetﷺ huwde Osama uit aan zijn familie, Zainab dochter van Jahsh. De Profeetﷺ zei: Als iemand op zoek is naar het huwelijk, en jullie zijn tevreden met zijn manieren en religie, laat hem dan trouwen; als jullie dit niet doen, zal er groot kwaad en corruptie zijn op de aarde.” (Tirmidthi)

Hijﷺ zou altijd vragen naar zijn metgezellen. Abu Huraira zei dat er een zwarte vrouw was die de Moskee wilde schoonmaken. De Profeetﷺ vroeg toen over haar en ze vertelden hem dat ze was gestorven. De Profeetﷺ zei tegen hun, “Jullie hadden me moeten informeren!” Ze bagateliseerden de kwestie van dat persoon denkende dat ze niet zo belangrijk was. Hij zei: “Laat me het graf zien!” Ze lieten het aan hem zien, en hij bad voor haar. (Bukhari)

Hijﷺ gaf vele giften weg. Hakeem zei, Mohammedﷺ was de meest geliefde persoon voor mij voor de komst van Islam. Toen hij Profeet werd en vertrok naar Medina werd een kledingstuk gevonden dat behoorde aan Dhi Yazen[4] met een waarde van 50 Dirham, dus kocht ik het om als een geschenk aan de Profeetﷺ te geven maar de Profeet weigerde het aan te nemen van hem en hij zei: “We nemen geen geschenken van polytheïsten aan. Als ze er op staan om iets te geven, nemen we het alleen aan nadat er voor betaald is.” (Haakim)

Toen hij naar Medina kwam zag ik hem het dragen. Toen gaf hij het aan Osama, en toen Hakeem het aanzag bij Osama, zei hij tegen hem, “Draag jij het kledingstuk van Dhi Yazen?”Hij zei, “Ik ben beter dan Dhi Yazen, en mijn vader en moeder zijn beter dan zijn vader en moeder!”

Het is inderdaad Islam die zorgt dat iemand denkt met deze mindset. Iedere Moslim realiseert zich dat ze allemaal gelijk zijn voor Allah, ongeacht hun kleur, taal en etniciteit.