Geert Wilders is zijn politieke opvattingen meer als feiten gaan presenteren. Dat concludeert promovendus Maarten van Leeuwen, die onderzoek deed naar het taalgebruik van Wilders, Vogelaar en Pechtold. Hij keek onder andere naar een tot dusver onderbelicht terrein: dat van de grammatica.

Wilders presenteert zijn mening als een feit

Wilders’ grammatica is op een subtiel punt veranderd, zo blijkt uit Van Leeuwens onderzoek. Van Leeuwen: ‘Je kunt je standpunt presenteren in een hoofdzin plus bijzin. In het geval van Wilders: “ik vind dat de islam een gewelddadige ideologie is”. Of je kunt zeggen: “de islam is een gewelddadige ideologie”, dus zonder zo’n bijzin. Het retorische effect is dat je door “ik vind” aangeeft dat je een mening presenteert. Gebruik je alleen de hoofdzin, dan presenteer je je standpunt meer als een feit. Je biedt dan minder ruimte voor discussie.’

Radicalere ideeën Wilders

Van Leeuwen analyseerde 47 parlementaire toespraken in de periode 2004-2009 en ontdekte dat Wilders vanaf 2007 significant minder bijzinsconstructies als “ik vind dat…” gebruikt. Het is opvallend dat deze afname samenvalt met het moment dat Wilders’ politieke ideeën volgens politicologen radicaler worden.

Wollig taalgebruik Vogelaar

In zijn proefschrift richt de Leidse taalbeheerser zich op de vraag hoe de stijl van een spreker bijdraagt aan politieke beeldvorming. Ella Vogelaar, PvdA-minister van Wonen, Wijken en Integratie in het kabinet Balkenende IV, stond bijvoorbeeld bekend als een wollig spreekster. Van Leeuwen laat zien dat deze indruk onder meer het resultaat was van haar gebruik van woorden als hierdoor of daarmee waarbij ze niet duidelijk maakte waar deze woorden op sloegen. Ook bouwde Vogelaar haar zinnen dikwijls ingewikkeld op en gaf ze geen sprekende voorbeelden.

Henk en Ingrid

Dat laatste doet Wilders, die juist bekend staat om zijn heldere taalgebruik, wel veelvuldig. ‘Hij haalt concrete voorbeelden aan om zijn punt te illustreren. Bijvoorbeeld door een opmerking als “Henk en Ingrid betalen voor Achmed en Fatima”. Hierdoor is het voor iedereen duidelijk waarover hij het heeft.’

Minder gebruik van lidwoorden

Een ander opvallend verschil met Vogelaar is dat Wilders systematisch spreekt van “de Nederlanders”, “de islam” en “de Haagse politiek”. Van Leeuwen: ‘Hiermee suggereert hij eenduidige, heldere categorieën, terwijl er in werkelijkheid binnen zo’n groep veel meer diversiteit is.’ Vogelaar gebruikte minder vaak lidwoorden, sprak van “mensen” of “jonge moslima’s” en liet dus groepen onbepaald.

Politieke buitenstaander

In een andere analyse vergeleek Van Leeuwen Wilders’ taalgebruik met dat van D66-voorman Alexander Pechtold. Wilders heeft jarenlange ervaring op het Binnenhof, maar hij wekt de indruk een politieke buitenstaander te zijn. Pechtold wordt in de media juist getypeerd als een politieke insider. Het taalgebruik van beide politici draagt hieraan bij, zo toont Van Leeuwen aan. ‘Pechtold spreekt zijn collega’s meer dan Wilders direct aan met “u”, waardoor hij meer dan Wilders suggereert met zijn collega’s in onderling gesprek te zijn.’

Pechtold legt jargon vaak niet uit

Maar ook de omgang met jargon is bijvoorbeeld relevant. Van Leeuwen: ‘Als Pechtold jargon gebruikt, legt hij dat niet uit. De insiders hebben dat ook niet nodig. Wilders legt jargon wél uit. Zo richt hij zich primair tot een gehoor buiten het politieke bedrijf.’

Het onderzoek van Maarten van Leeuwen maakt deel uit van het NWO-programma ‘Stilistiek van het Nederlands’. Meer informatie over dit onderzoeksproject is te vinden op stylistics.leidenuniv.nl. Het proefschrift van Van Leeuwen, getiteld ‘Stijl en politiek’, is vanaf 17 april vrij toegankelijk via www.lotpublications.nl.

 

Bron: nieuws.leidenuniv.nl