Door MA Rafik Dahman, islamitisch theoloog – In dit artikel reageert islamitisch theoloog Rafik Dahman inhoudelijk op de discussie over orgaandonatie en de Islam, die de afgelopen week op de JaofNee Facebook pagina van de Nederlands Transplantatie Stichting plaatsvond.
Inleiding
De vraag of je binnen de islam een orgaan mag doneren als het ontvangen ervan is toegestaan, is misschien wel een van de belangrijkste vragen over orgaantransplantaties binnen de islam. Zeker in een seculiere maatschappij zoals Nederland waar het overgrote deel van de bevolking niet-moslim is, is deze vraag zeer relevant. De kans dat een orgaanbehoeftige moslim een orgaan ontvangt van een niet-moslim is groter dan dat hij of zij die ontvangt van een moslim. Ook de kans dat een orgaan van een moslimdonor bij een niet-moslim terecht komt is groter dan dat het orgaan bij een moslim terecht komt. Hoewel de meeste moslimgeleerden zich bijna uitsluitend concentreren op de vraag of doneren mag, dient de vraag of het ontvangen van een orgaan waarvan je de religie van de donor niet weet evenveel aandacht te krijgen. Het Pact van Hudaybiyya als maatstaf van gelijkheid? In een vermanende hadith zegt de profeet vrede zij met hem …[“…] handel hoe je wenst, want je zult waarlijk schuldig worden aan hetgeen jij anderen aan schuld toekent” [ofwel, “handel zoals je wenst, want je zult behandeld worden zoals jij anderen behandelt”] (overgeleverd door o.a. Abu Nu’aym en al-Dailami in o.a. Ahmad ibn Hanbal). Dat gelijkheid in sociale behandeling in de islam niet beperkt is tot moslims onderling, vinden we onder andere terug in het Pact van Hudaybiyya. Hierbij tekenden de moslims te Hudaybiyya onder supervisie van de profeet vrede zij met hem een contract waarin wederzijdse rechten en plichten tussen de moslims enerzijds en de joden, christenen en ongelovigen anderzijds werden opgenomen (de tekst is geschreven door Ali ibn Abi Talib; zie Ahmad ibn Hanbal) . Dezelfde rechten en plichten die de profeet vrede zij met hem aan moslims toebedeelde, golden op gelijke voet ook voor niet-moslims. Het Pact van Hudaybiyya staat nog altijd symbool voor de sociale en tolerante houding van de islam jegens andersgezinden. Daarnaast staat het ook symbool voor het principe van geven en nemen als onlosmakelijke schakel binnen het principe van gelijkheid.
De koran over gemak voor de mens?
Aangezien het ontvangen van een donororgaan alleen maar kan geschieden wanneer daar tegenover een donor staat, is het vanzelfsprekend dat doneren en ontvangen aan elkaar inherent zijn. Wat bij zowel het doneren als de ontvangen centraal staat, is de vraag omtrent de medische noodzaak. Voor de ontvanger geldt dat het noodzakelijk is dat hij of zij een donororgaan ontvangt, om te blijven leven of om te genezen. Voor de orgaandonor geldt dat hij of zij in deze noodzaak heeft voorzien. Ik heb onderzoek gedaan naar moslimgeleerden die de bovenstaande vraag behandelen, maar heb geen enkele geleerde van welke wetschool of methodologie dan ook een patiënt horen vertellen dat hij of zij het gedoneerde orgaan moest weigeren. Dat we in de koran bewezen zien dat Allah voor de mens het gemak wil en de last wil beperken, gaat evenzeer voor een moslim als een niet-moslim op, omdat zowel de koran als de profeet vrede zij met hem voor de gehele mensheid een vermaning en brengers van blijde tijdingen zijn: [“…] Allah wil uw last verlichten. De mens is zwak geschapen…” k.4:28; [“…] Allah wil gemak voor u en geen ongemak…” k.2:185; [“…] Hij heeft u verkozen en heeft u in de godsdienst geen last opgelegd…” k.22:78; [“…] Allah wil u niet in moeilijkheden brengen, maar wil u reinigen en Zijn gunst aan u vervolmaken, opdat jullie dankbaar zullen zijn” k.5:6; [“…] Allah belast geen ziel boven haar vermogen. Voor haar is wat zij verdient, en tegen haar is wat zij verdient…” k.2:86. De vraag die in deze context gesteld dient te worden, is of het weigeren van een vitaal orgaan door een patiënt, niet in strijd is met de genoemde verzen. Indien we stellen dat dit inderdaad wel het geval is, dienen we de logische conclusie hieruit te trekken dat de orgaanbehoeftige patiënt alleen een orgaan kan krijgen als er een donor tegenover staat. Het getuigt noch van gelijkheid, noch van logica om te oordelen dat een moslim wel een orgaan mag ontvangen, maar niet mag doneren. De enige uitzondering op deze regel die gegeven wordt, komt van een kleine groep moslimgeleerden die orgaandonatie verbiedt, maar onder twee voorwaarden het ontvangen ervan accepteert. De eerste voorwaarde is dat het orgaan noodzakelijk is voor de daartoe behoeftige. Ten tweede moet de donor een ongelovige van de d?r al-?arb (een ongelovige die in oorlog is met/tegen moslims) zijn .
Conclusie?
De islam is altijd een religie van offers, sociale rechtvaardigheid en gelijkheid in mensdom geweest. Het is dan ook alleen de mate van Godvrezendheid die iemand boven een andere verheft, en niet iemands uiterlijke kenmerken, sociaal- economische gesteldheid of etniciteit. ([“…] Voorwaar, de meest eerwaardige bij Allah is de meest Godvrezende onder jullie.” k.49:13). Deze Godvrezendheid schuilt in de ziel, en niet in het lichaam. Daarnaast moet ook het generaliserende betoog van k.5:32 in ogenschouw worden genomen. Allah de Verhevene heeft het hier over De Mens en niet over een aanhanger van een bepaalde religie ([“…] en degene die haar schenkt/redt [de ziel] is als zijnde hij de gehele mensheid schenkt/ redt….”) Wanneer men van mening is dat degene die een orgaan ontvangen heeft, gered is door een ander met Allah’s toestemming en wilsbeschikking, dient hij ook te beseffen dat dit alleen heeft kunnen plaatsvinden door de donor met Allah’s toestemming en wilsbeschikking. We kunnen concluderen dat wanneer het ontvangen van een orgaan een noodzaak is voor de orgaanbehoeftige, het doneren van een orgaan logischerwijs eveneens een noodzaak is voor de donor; zonder donor, geen ontvanger. De enige twee verschillen tussen donor en ontvanger zijn ten eerste dat de noodzaak voor de ontvanger geldt en ten tweede dat de donor aan deze noodzaak tegemoetkomt door zijn donatie. Vanuit islamitisch perspectief domineert aldus onder de voorstanders van orgaantransplantatie de visie dat doneren en ontvangen logischerwijs hand in hand gaan, als weerspiegeling van de islamitisch-ethische norm van geven en nemen. En Allah weet het beste.